Afgelopen week was ik met mijn gezin in Zweden, in Linköping (spreek uit: lien-sjeu-ping). Mijn zus woont daar en ik probeer haar met enige regelmaat te bezoeken. Het is een klein universiteitsstadje dat het vooral moet hebben van de prachtige omgeving. Weinig te doen, dus, en daardoor de ideale bestemming met onze kinderen van 3 en 0 – veel meer dan speeltuinen en tijd met hun tante vragen ze niet.
Op dag 1 droegen ze nog een muts, maar op dag 3 scheen de zon alweer uitbundig en huppelde de oudste in T-shirt door de speeltuin.
Om maar te zeggen: de zomer is (eindelijk) hier.
Toen we weer in Nederland landden, bleek het hier warmer dan in Zweden, dus haastten we ons zondag naar de Rhoonse Grienden voor een wandeling en nog meer speeltuin- en ijsgenot. Kinderen joelden, ijsjes werden gelikt en mannen droegen teenslippers (Waarom toch, mannen, waarom?)
Na een uurtje spelen, bestelden we een ijsje en vertelde de oudste oververhit hoe ze op de glijbaan was geklommen – net als ze de dag voordien in Zweden had gedaan.
Sinds ik vader ben, lijken mijn vakanties op mijn dagelijks leven. Ik ga niet meer backpacken, ik land niet meer middenin de nacht in Lima zonder overnachtingsplek en het gebeurt me niet meer dat ik ondervraagd word aan de Israëlische grens. (De soldaat wilde onze plannen weten, maar mijn vriendin en ik reisden altijd compleet onvoorbereid, dus konden we niets anders antwoorden dan dat we Jeruzalem wilden bezoeken. ‘What else?’ vroeg de soldaat terwijl zijn wijsvinger tegen zijn automatisch wapen tikte. Door de zenuwen kon ik amper op namen van andere bezienswaardigheden komen.) In niets leek zo’n reis, die nomadische tijd, op de andere maanden van het jaar.
Met kinderen trekt het gewone leven zich door, het manifesteert zich als een baslijn in een lied. Elke melodie dient zich aan te passen: vakanties, maar ook nachten, etenstijden en het schrijfproces van mijn roman. Ik kan niet meer de hele dag op zolder zitten tikken als de inspiratie mij treft – er moet geëntertaind worden, gespeeld, geveegd en gevoed.
Vader blijf je, dacht ik toen ik mijn dochters mond afveegde. Hand in hand liepen we de speeltuin/zandbak in. In Zweden was het zand donkerder.
Deze column verscheen in De Schakel